Winkler: Dialecticon

Home. Testeditie. 14.02.00.
Fanmail: hjh@liacs.nl

Introductie

/bl. II:105/ Aangaande de tongvallen van Zuid-Holland geldt in hoofdzaak het zelfde wat reeds op bl. 1 II en vervolgens, van de hollandsche tongvallen in 't algemeen en van de noordhollandsche in't bijzonder is aangemerkt. Ook in Zuid-Holland, vooral in de steden, maar ook ten platten lande, verdringt het zoogenoemde moderne hollandsch hoe langer hoe meer de oorspronkelijke tongvallen.

Nagenoeg alle tongvallen van Zuid-Holland zijn echt hollandsch; slechts holt de tongval van het zuidoostelijkste deel van Zuid-Holland sterk naar het geldersch (betuwsch) en noordbrabantsch (Land-van-altenasch) over en is de tongval van het eiland Over-Flakkee zeeuwsch of vormt althans een overgang van het hollandsch tot het zeeuwsch. Van een algemeenen, afgeronden zuidhollandschen tongval kan natuurlijker wijze geen sprake zijn; de verschillende deelen en eilanden, even als de onderscheidene steden van Zuid-Holland hebben elk een afzonderlijken tongval. In het algemeen kan men zeggen dat de zuidhollandsche dialecten hollandsch zijn, niets meer of minder. Maar terwijl in de noordhollandsche tongvallen het friesche bestanddeel in den regel duidelijk op den voorgrond treedt, zoo is dit, wat de zuidhollandsche dialecten betreft, veel minder het geval.

Het modern hollandsch dat in Zuid-Holland door de aanzienlijken en door iedereen die zich boven 't volk verheven waant, gesproken wordt, verschilt weinig of niet van dat 't welk te Haarlem wordt gesproken, en waarvan ik op bl. 82 II een proeve mededeelde. Slechts nadert het in den mond van veel stedelingen nog meer tot het geijkte nederlandsch; velen gebruiken ook tal van fransche basterdwoorden, en verkrachten alzoo de nederduitsche taal op een afschuwelijke wijze. Vooral te 's Gravenhage is deze dwaze, kleingeestige wijze van spreken zeer in gebruik. De Rotterdammers en Dordtenaars daarentegen en allen die langs de Maas en in 't Overmaassche 't huis behooren, zijn veel minder gekunsteld, veel natuurlijker en ongedwongener /bl. II:106/ in hun taal. Hoewel men in de handelsteden veel zeemansuitdrukkingen, en daaronder eenige vreemde, vooral engelsche gebruikt, komen er in de spreektaal van dit gedeelte van Zuid-Holland weinig basterdwoorden voor. De taal der bewoners van de Maasoevers en van t Overmaassche is oneindig veel zuiverdenr, frisscher, natuurlijker en oorspronkelijker en daardoor ook oneindig veel bevalliger dan die van noordelijk Zuid-Holland, vooral dan die van de steden Leiden, den Haag en Delft.


Johan Winkler: Algemeen Nederduitsch en Friesch dialecticon. - 's Gravenhage : Nijhoff, 1874.